Vertaal
Vertalingen de overhand hebben NL>ES
de overhand hebben (ww.) dominar (ww.) ; imperar (ww.) ; mandar (ww.) ; predominar (ww.) ; prevalecer (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `de overhand hebben`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: domineren
NL: heersen
NL: overheersen